Naar Italië
Als mijn dochters en mijn vrouw hun zin krijgen en we naar Noorwegen op vakantie gaan, dan kan ik niet naar Italië. Ze verwachten van me dat ik meega. Maar ook als ik niet met ze meega, dan kan ik toch niet alleen naar Italië op vakantie want daarvoor is dan niet genoeg geld. Bij ons thuis gaat alles in overleg. Ik vrees daarom dat ik aan het kortste eind trek. Drie tegen een. Einde verhaal. Ze zullen geduldig naar mijn argumenten luisteren. Hoe mooi de Italiaanse steden zijn hoe heerlijk het warme klimaat daar is. Ze zullen het aanhoren en daarna gewoon hun eigen zin doordrijven. Misschien zullen ze uit beleefdheid hun argumenten nog naar voren brengen. Dat ze geen steden willen bezoeken maar behoefte hebben aan vrije natuur. Dat het in Noorwegen in de zomer helemaal niet benauwd is. Dat er alleen maar heldere open luchten zijn en stralende bergen en weidse vergezichten over fjorden. Maar daarna doen ze gewoon hun eigen zin. Maar ik wil geen natuur, geen muggen en geen campings. Ik wil cultuur! Democratie op familieniveau is een aanfluiting, een ondermijning van het ouderlijk gezag. Van het vaderlijk gezag in het bijzonder! Maar ik weet wat ik doe. Ik laat niet over me heen lopen. Ik boek alvast mijn reis naar Italië. Ook al is er dan voor hen geen geld genoeg meer om naar Noorwegen te gaan. Dan moeten ze wel mee. Dan vliegen we van de zomer samen naar Venetië met zijn prachtige kanalen, zijn kleurrijke pleinen en mooie gebouwen. We dwalen door de steegjes en over de talloze bruggen. We drinken een biertje op het San Marco plein terwijl we uitkijken op de basiliek en het Dogenpaleis. Eén biertje in Venetië is beter dan drie weken tussen de muggen kamperen in Noorwegen. Daarna reizen we met de trein naar Rome. Daar nemen we een hotel in het midden van de stad. Dan bezoeken we het Collosseum, het Vaticaan, het Forum Romanum. Oh, ik krijg nu al de kriebels. Hoe zullen ze reageren?
Ik, zit met een bedrukt gezicht aan tafel, de vliegtickets in mijn binnenzak. Mijn dochters vol verwachting met reisgidsen van Noorwegen voor hun neus. Mijn vrouw schenkt koffie en kijkt me onderzoekend aan. Ik schraap mijn keel. ‘Ik moet jullie wat zeggen Ik ben vanmiddag naar het reisbureau geweest. Ik heb daar heel lang staan wikken en wegen.’
Daarna volgt er vier maanden oorlog. Loopgraven oorlog.
Achteloos roer ik in mijn kopje koffie. 3 april 2001 |